BLOGS

Poëzie als daad, of de kunst van het richting vragen

In de film Invictus (onoverwinnelijk) over de begintijd van Mandela als president van Zuid-Afrika speelt het gelijknamige gedicht van William Henley een hoofdrol. Tijdens zijn lange jaren in de gevangenis gaf het Mandela de kracht om rechtop te blijven staan. Hoe vind je moed in duistere tijden?

“I am the master of my fate / I am the captain of my soul

dicht Henley aan het eind. Twee ritmische zinnen met een enorme kracht. Mandela gebruikt het gedicht in de film om de aanvoerder van het Zuid-Afrikaanse rugbyteam aan te sporen om zijn team te inspireren om nóg beter te spelen; ‘beter dan ze denken dat ze zijn’.

Het fragment uit Invictus laat ook zien dat coach- en advieswerk poëzie goed kan gebruiken. Maar als ik iemand vertel dat ik als coach en adviseur graag met poëzie werk, is de reactie soms afhoudend en vaker nog ietwat nerveus. Poëzie roept niet altijd een positief gevoel op, zullen we maar zeggen. Films, muziek, schilderijen, foto’s: die kunnen gewoon bestaan. Maar bij een gedicht ligt de lat hoger: mensen hebben het gevoel dat er iets van ze wordt verwacht.

Hoe lang het duurde voor ik mijn dichtersstem vond

Los van stapels grappig bedoeld romantisch jeugdwerk schreef ik mijn eerste volwassen gedicht pas na mijn veertigste. De studie Nederlands koos ik uit interesse voor taal en literatuur, maar stimuleerde mij helaas niet; integendeel, ze leidde tot leesmoeheid en dichtangst. Achteraf bezien kan ik stellen dat het mij in de jaren aan het Instituut voor Neerlandistiek van de UvA ontbrak aan iemand die zich bekommerde om mij. Een leraar, een coach, een mentor - iemand die me stimuleerde volwassen te worden; beter te worden dan ik dacht dat ik was. Zo’n leraar was er niet, of, ook niet ondenkbaar, ik sloot me ervoor af. Hoe dan ook, ik voer op wat ik kon: leren. Maar hoe meer ik leerde, hoe vager het contact werd met met wat ik mooi, ontroerend, nuttig, leuk of belangrijk vond. Zelfs de poëzielessen voor Havo 4 die ik ontwierp om mijn onderwijsbevoegdheid te halen nam niemand serieus - mijzelf incluis. De studie sloot ik cum laude af, maar ik schaamde me voor mijn doctoraalscriptie. Mijn liefde voor literatuur, verbeelding en schoonheid had ik begraven en dat ik misschien wel een schrijver of dichter in me had kwam niet eens in me op.

Misschien raakt Antjie Krogs gedicht ‘Slapen in de kamer van een meisje’ me daarom zo.

Oma ziet hoe netjes je bent
hoe goed alles in je kamer
is opgeruimd hoe je je best doet
hoe je je rooster naast je studeertafel plakt
hoe zorgvuldig je je wekker zet hoe
je als oudste kind enkel je best doet
altijd je best doet je opperste
beste best wat jij onder je
allerbeste beste doen verstaat
maar vanochtend toen je je sap omstootte
zag Oma een ogenblik de angst uit
de hoeken van je gesmolten groene ogen flikkeren
de angst dat best niet telt dat best niets
oplevert of uiteindelijk nergens toe leidt dat
best de greep van anderen op jou is en vooral
dat je misschien maar een gewoon meisje bent deze
oma weet hoe je best doen je daar voor de rest
van je leven ongelukkig mee gaat maken

Inmiddels ben ik zelf oma. Terugkijkend ben ik blij dat ik tijdig ben afgestapt van mijn best doen (leren) als strategie. Dankzij heel lieve en snoeiharde coaches die in leiderschapstrainingen op mijn pad kwamen, en waar ik mij gaandeweg voor open stelde. Mijn loopbaan na mijn veertigste is een leerschool geworden om mijn eigen stem te vinden. En het was onvermijdelijk … poëzie hoorde daarbij.

Finding a voice

Een belangrijk zetje werd gegeven door mijn man, die op een dag langs zijn neus weg vroeg of ik een paar liederen van Brahms voor hem wilde vertalen. Daar zat ik in mijn tuintje en vertaalde, of eigenlijk hertaalde, de woorden van Klaus Groth: ‘Een melodie in zachte tint, die licht het hart beroert / als bloesem die de lentewind / in geuren verder voert.’

Ik was terug in de romantiek, maar nu echt. En ditmaal kreeg ik er een onweerstaanbare behoefte bij om mijn waarnemingen en ervaringen met een eigen, eigentijdse stem te bezingen. De dichter in mij werd wakker.

In mijn eerste gedicht kreeg een stem een hoofdrol. Ken je dat, zo’n sprankelende, vrolijke, ongevaarlijke vonk die een stem, een blik, een gebaar teweeg kan brengen? Die je hart doet opspringen, je een moment van moed, vreugde of erkenning geeft? Zeiltocht werd een proeve van sprankeling, verliefdheid zo je wilt.

In het geniep / heb ik de diepte / van zijn stem gemeten / met dichtgeknepen ogen / hem in het tegenlicht / bekeken

dichtte ik.

De bezitter van de stem heb ik nooit iets verteld over dat moment dat me bij de keel greep. Het hoefde niet. Ik had het in een gedicht gegoten. Het was ge-uit; het was eruit, gestold in een foto van woorden, voor altijd terug te halen, en beschikbaar voor iedereen om er een eigen wereld mee te vormen.

Sinds enige jaren ben ik aan het experimenteren met een nieuwe manier om mijn poëzie te publiceren. Ik noem het Poëzien en het werkt eenvoudig: ik vraag iemand met een stem die me raakt een gedicht van me te kiezen en voor te lezen. Bij die stem zoek ik bewegend beeld. Ondanks dat het nog steeds abstract-kunstzinnig blijft, merk ik dat deze vorm toch drempelverlagend werkt.

Veranderkracht

Mij bekoort de gedachte dat de werkelijkheid van het leven wordt gevormd door gedachten. Eerst is er niets, of alleen levenloze materie, dan wordt er iets gezegd, geschreven, getekend, gezongen, gedroomd, en zo vormt zich de bezielde wereld.

Mijn onderzoek van dit scheppingsthema komt naar voren in de Elegie die ik maakte naar aanleiding van het overlijden van een collega.

Als waar is dat de wereld is geschapen
met een woord, is grote liefde
bijna niet te dragen als de stilte valt.
Toch weet je dat er zelfs op zo’n moment
een nieuwe tijd aanbreekt.
Omdat er altijd iemand is die
met een kleinigheid, een glimlach,
een gebaar, het leven overbrengt.
(...)

Een mens heeft gemiddeld 60.000 gedachten per dag, zo las ik. Dat zijn 60.000 mogelijkheden om de wereld te (her)vormen. Woorden, beelden, muziek, dromen doen er toe. Ze bieden de mogelijkheid preciezer grip te krijgen op emoties, waarnemingen en gedachten. Er structuur, patronen in te herkennen. Jezelf en de wereld in al zijn grootsheid en tot in detail te onderzoeken. ‘Ik ben een God in ‘t diepst van mijn gedachten’ dichtte Annie M.G. Schmidt vol zelfspot over haar nederige baantje in de bibliotheek. Door de ironie heen klinkt het besef van haar scheppingskracht.

Er is geen kunstvorm waarin al die instrumenten die we voorhanden hebben - woord, ritme, melodie en in zekere zin ook beeld - fijner samen komen dan in poëzie. Veel mooier zegt Remco Campert dat:

Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.

Poëzie is een toekomst, denken
aan volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent.
Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.

Intermezzo over een ketel en een haakje (Alles wacht op jou)

Er is minstens één andere dichter die daarnaast ook coach is. Zijn naam is David Whyte en hij is naast dichter ook voordrachtskunstenaar. Regelmatig organiseert hij lezingenseries over vragen waar mensen mee rondlopen. Hoe moed te ontwikkelen? Hoe je leven te veranderen? In coronatijd gaf dit gedicht troost en richting. Hieronder een fragment:

"(...)
Put down the weight of your aloneness and ease into
the conversation. The kettle is singing
even as it pours you a drink, the cooking pots
have left their arrogant aloofness and
seen the good in you at last. All the birds
and creatures of the world are unutterably
themselves. Everything is waiting for you."

Zoeken naar richting

Inmiddels heb ik honderden gedichten geschreven, waarvan tientallen mijn goedkeuring kunnen wegdragen. Genoeg materiaal om duidelijke thema’s zichtbaar te maken. Ik stop ze er niet doelbewust in, maar ze komen naar voren omdat ik de wereld nu eenmaal waarneem en vorm vanuit mijn gedachten.

‘Zoeken naar richting’ is een van die motieven. Gidsen, leraren, orakels, goden en wijzen maken hun opwachting in de regels die ik schrijf. In het begin sloegen ze faliekant de verkeerde toon aan en moest ik ze wegzenden om heel te blijven. Maar langzamerhand ontwikkel ik een warme relatie met hen. Net als in het echte leven, waarin ik heb geleerd hulp en richting te vragen als ik het niet weet. En zelfs als ik het wel denk te weten…

Wat weet de Weidewacht?

In dit gedicht heet degene die richting geeft de Weidewachteres (genderneutraal: Weidewacht) Ik schreef het na een wandeling in de mist in het Zwarte Woud waarin ik tot mijn verbazing geen moment het vertrouwen verloor dat we de weg zouden vinden.

We kiezen elke keer het hoogste pad
omdat het naar de lege ruimte leidt,
de vlakte waar de weidewachteres verblijft
met haar gedetailleerde kaarten.

Het is de vrouw die bij geringste twijfel naar de paden wijst
die verder gaan,
het woud in,

naar de diep verborgen plekken,
waar mist voorzichtig wentelt om de bomen,
die de regen niet bereikt,

wij zoekend en zij wetend
dat we zullen houden van de wezens
die we daar ontmoeten,
de leerlingen, die altijd dieper gaan.

Ik heb ondervonden dat ik vaak meer heb aan een meezoekend woord of beeld dan aan een advies of antwoord. Noem het een wedervraag, een orakel, een gedicht, een teken, een verhaal, een raadsel. Ze helpen stem te geven aan zaken waar eigenlijk geen woorden voor zijn omdat ze te complex, te grillig, te emotioneel of te verborgen zijn. Zo’n woord/beeld komt soms uit onverwachte hoek - een kind, een boek, een vage kennis - maar altijd van iemand die spreekt vanuit opmerkzaamheid en oprechtheid. En dat is precies waar ik voor sta coach en adviseur. Opmerkzaam zijn is het geheim dat tot verbinding leidt. Poëzie helpt me die vaardigheid voortdurend aan te scherpen.

September 2020