BLOGS

Pim Pam Petten in de rijkskantoren

In het woonzorgcentrum van mijn moeder werd Pim Pam Pet gespeeld. In dit spelletje trekt een spelleider steeds een opdrachtkaartje van een stapel, bijvoorbeeld ‘een acteur of actrice’, ‘een liefhebberij’ of ‘een spreekwoord of gezegde’. De spelleider draait vervolgens aan de oranje Pim Pam Pet-draaischijf en met de letter die tevoorschijn komt moeten de spelers een woord maken.

In het woonzorgcentrum werd de vrolijke draaischijf snel terzijde gelegd. De bewoners moesten een spreekwoord of gezegde verzinnen, ‘maakt niet uit met welke letter’.

Het bleef lang stil. ‘Er zijn er zoveel, maar als je het vraagt weet ik het niet meer’, zei een bewoonster.

‘Ik weet het wel maar kan het nu niet verzinnen’, sprak de volgende. ‘Dat heb ik ook altijd’ zei de spelleider.
‘Ik kan het niet zeggen’ zei mevrouw drie beslist.
‘Er zijn er duizenden, teveel om op te noemen,’ vulde nummer vier aan. Een vijfde vrouw sliep en zei niets.

‘Aaltje!’ riep de spelleider.
Eén oog ging open.
‘Weet jij een spreekwoord of gezegde?’
Aaltje keek haar indringend aan.
‘Beter hard geblazen dan de mond gebrand’ zei ze.
En sloot de ogen weer.

Het werd enige malen herhaald door de huisgenoten, die zichtbaar blij waren met het hervonden exemplaar. Op de terugweg op de fiets mijmerde ik door over spreekwoorden en gezegden. Ik dacht aan de podcasts en interviews van Gijs Groenteman waar ik zo graag naar luister, misschien wel omdat zijn spreektaal zo rijk is en hij de luisteraars deelgenoot maakt van zijn pogingen om dingen raak te formuleren. ‘Dat raakt uit zwang’ zegt hij bijvoorbeeld, om zich meteen af te vragen of je dat wel zo kan zeggen. Of ‘er hangt een frisje in de lucht’ en ik snap direct wat hij bedoelt. Of hij rakelt het mooie woord potsierlijk weer op. Ik laaf mij eraan, zoals ik me aan mooie gedichten, films en boeken laaf. En de laatste tijd is het misschien ook wel een verwoede poging om aan de gevreesde ouderdomsafasie van mijn moeder (bewoner nummer 3) te ontkomen.


‘Ambtenarentaal vervaagt, verhult en sust in slaap’

Ook taal van ambtenaren zit bomvol spreekwoorden en gezegden. In vergaderingen wordt moeiteloos gesproken over piketpaaltjes, aanvliegroutes, kwartiermakers, hazen die lopen en ruggen die worden gedekt. Projectteams gaan vol aan de bak, het management rolt verbetertrajecten uit, een slimme ambtenaar weet hoe de bontkraag te masseren, de SG (secretaris-generaal, red.) probeert de vuile was binnen te houden.

Waarom is de gezegdenrijke taal van Groenteman zo verrijkend, terwijl het bloemrijke ‘ambtenaars’ alleen maar irriteert? Dat is omdat Groenteman zijn verhaal hoorbaar aan het verfijnen is om zo goed als hij kan uit te drukken wat hij bedoelt. ‘Het is een bittere pil’ zegt hij bijvoorbeeld, ‘maar wel met een zoet randje’. Of hij meent dat een trend ‘uit zwang’ is, vraagt zich af of je dat zo kunt zeggen, om meteen te constateren dat iedereen precies begrijpt wat hij bedoelt met uit zwang.

Ambtenarentaal daarentegen vervaagt, verhult en sust in slaap. Een gewiekste manier om de macht uit te oefenen, kun je zeggen, en dat effect is onmiskenbaar. Maar mijn ervaring is dat het ‘ambtenaars’ meestal tamelijk onbewust wordt gesproken en geschreven. Omdat iedereen het doet, het dus blijkbaar zo moet, omdat je een stuk anders niet door de lijn krijgt, omdat het nu eenmaal wordt gevraagd. Zie het als een vorm van ambtelijke aaneengeslotenheid van mensen die hun best doen om goed werk te leveren. Ik heb jarenlang ijverig en met succes zelf ook van die stukken gepoept (met excuus voor de metafoor, maar zo noemde ik het omdat er om mij heen werd gesproken van ‘stukken afscheiden’). De schade overziend heb ik mezelf plechtig beloofd het nooit meer zo te doen. Zullen we wat vaker een potje Pim Pam Petten in de rijkskantoren om onze taal en kennis levend en rijk te houden?


Deze blog verscheen eerder op Platform O, waar ik maandelijks reflecteer op de transformatie naar een meer menselijke overheid.