Als ik iemand vertel dat ik als coach en raadgever graag met poëzie werk, is de reactie soms afhoudend en vaker nog ietwat nerveus.
Films, muziek, schilderijen, foto’s: die kunnen gewoon bestaan. Maar bij een gedicht ligt de lat hoger: mensen hebben het gevoel dat er iets van ze wordt verwacht. Laat het gaan! Er valt zoveel plezier en schoonheid te beleven met poëzie!
Het lichtvoetige boekje De dalen in, voetnoten voor moedige reizigers schreef ik ter gelegenheid van de tiende Mountains & Movies. Het is niet duur. Stuur me een berichtje als je interesse hebt.
“Geluidloos leven, eindeloos ontvouwen,
Ruimte innemen zonder ruimte van
die ruimte af te nemen die de dingen
Rondom verkleinen (...)
(Uit: Rilke, De schaal met rozen, vert. Peter Verstegen)
Poëzie lezen vind ik minstens zo leuk als poëzie schrijven. Twee bundels in mijn uitpuilende poëziekast zijn van mijzelf:
Het alfabet dicteert dat mijn eigen werk gezusterlijk staat tussen de bundels van David Whyte en Menno Wigman.
Voor mijn project Poëzien vraag ik steeds iemand met een stem die me raakt een gedicht van me te kiezen en voor te lezen. Het is altijd weer spannend en soms ook verrassend wie welk gedicht kiest. Bij zijn of haar stem zoek ik bewegend beeld. De afleveringen van Poëzien staan hieronder.
Soms lukt het om pijn om te werken naar iets goeds. De vrouw in dit gedicht werkt daar aan. Het is mijn langste gedicht ooit, maar voorlezer Victor Pierau liet zich daar niet door weerhouden.
‘Ik ben kind, dus ik voel waar mijn ouders zijn’ is de titel van een helder boek van Bibi Schreuder, waarin zij de lezer uitnodigt om door een systemische bril te kijken naar kinderen. In een kind worden dan de ouders zichtbaar, de familie en de geschiedenis van die familie. Mijn twee ‘dochtergedichten’ maken op een poëtische manier misschien iets voelbaar van de kracht van een familiesysteem. Karlijn Slegers las dat er in elk geval meteen in en leest ze voor. Dit is het eerste van twee dochtergedichten.
Een aantal jaren geleden vroeg mijn buurman of mijn man en ik het manuscript wilden lezen van zijn boek ‘Op het spoor van de tijd - Zoektocht naar de verborgen raadselen van de relativiteitstheorie’ (verkrijgbaar via Boekwinkeltjes). Mijn man houdt van wiskundige puzzeltjes, ik van filosofisch gemijmer, dus we vormden een ideaal proefleesteam. Ik stelde rare vragen, zoals ‘hoe weet je dat de snelheid van het licht constant is?’ Een antwoord bleef uit, maar de vraag werd gewaardeerd. Ondanks de verzekering dat het boekje met middelbare-schoolkennis van wiskunde te begrijpen zou zijn, kwam ik niet ver. Maar wat ik las hakte erin. Mijn begrip van tijd is nooit meer hetzelfde geweest. Ik leerde dat tijd niet alleen in mijn beleving, maar ook meetbaar kan versnellen of vertragen, dat afstanden kunnen uitrekken of krimpen, en dat een reiziger een kortere weg door de tijd neemt. Niet de wiskundeleerling, maar de dichter in mij ontwaakte en speciaal voor buurman schreef ik het korte gedicht ‘Tempo’, dat inmiddels deel uitmaakt van mijn bundel Weidewacht.
Tanja Verheij koos Tempo om voor te lezen omdat haar meditatieleraar nogal veel ‘voorwaartse energie’ bij haar bespeurde. Beluister het zo vaak je wilt, desnoods op halve snelheid.
Beeld: 'Pyrit-Pendel' van Andrea Röthlin uit Kerns, gezien als onderdeel van Twingi Landart 2019.
Het gedicht 'Postbus' is geïnspireerd op het kunstwerk 'Aurum' van Joëlle Allet, dat ik in 2019 zag in het Binntal in Zwitserland. Binn ligt in een dal dat vroeger alleen via een smalle weg bereikbaar was. Op een rots langs die smalle weg raakte ik betoverd door ‘Aurum’.
In de jaren dertig van de vorige eeuw werd deze weg verhard zodat autoverkeer mogelijk werd (maar niet in de winter) en vanaf toen kon de postbus naar toe rijden. (Inmiddels is er een tunnel, maar dat terzijde.) Werelden werden verbonden.
‘Postbus’ is een feestelijk gedicht dat gaat over de hoop en energie die door een verbinding ontstaat. Een impressie van een glorieuze toekomst waarin mannen niet vechten maar dansen, waarin we niet splijten maar verbinden - en daarmee geschiedenis schrijven. Een visioen waarin het archetype van de Superman geheel vernieuwd naar voren komt.
Het gedicht wordt voorgelezen door Tjeerd Roosjen.
Ooit kreeg ik het advies om ter voorbereiding op een nieuwe baan mijn licht op te steken bij iemand die ik niet zo makkelijk benaderbaar vond. Hij kon namelijk nogal mopperen over van alles en ik was bang dat hij dat ook over mij zou gaan doen. Lang verhaal kort: het werd een sprankelend gesprek, ik heb in de jaren erna heel veel steun van hem ervaren, wij bleken een grote liefde voor poëzie te delen en we zijn nog steeds bevriend.
Opnieuw verraste hij me toen hij het gedicht ‘Zeiltocht’ koos om voor te lezen. Het is mijn eerste serieuze gedicht ooit. Een stem heeft er een hoofdrol in. Ken je dat, zo’n sprankelende, vrolijke, ongevaarlijke vonk die een stem, een blik, een gebaar teweeg kan brengen? Die je hart doet opspringen, je een moment van moed, vreugde of erkenning geeft? De bezitter van de stem heb ik nooit verteld over het moment dat zijn stem me bij de keel greep. Dat hoefde ook niet want ik had het in een gedicht gegoten. Het was eruit, gestold in een foto van woorden, voor altijd terug te halen, en beschikbaar voor iedereen om er een eigen wereld mee te vormen. Rob Visser leest het voor in Poëzien nr. 17.
Hoe langer vergaderingen duren, hoe vaker mensen voortijdig afhaken. Logisch, want ‘iedereen is druk’. Het lijkt een kleinigheid, maar onbewust laten de vertrekkers weten dat ze ergens anders willen zijn. Aan anderen en aan zichzelf. Hoe zinvol is de vergadering eigenlijk geweest?
Een verborgen wil kan ook een grote kracht ontwikkelen. Hij kruipt hij waar hij niet kan gaan. Wil je eigenlijk ander werk? Dikke kans dat je de zaak in het honderd laat lopen. Wil je dame lijken terwijl je van binnen onstuimig bent? Het laatste zal ondanks je voornemens naar buiten piepen.
In mijn gedicht Barcelona Biecht ontmoet iemand een priester. Het is een broeierige, vrijwillige ontmoeting. Jaren lag het gedicht op de plank, maar de verborgen wil won: ik zorgde dat iemand het uitkoos om voor te lezen. Dat Jonathan Garcia Miralles' stem nu samenvloeit met de stem van een overledene maakt het verhaal nog vreemder. Wees gerust, het loopt goed af.
Overigens ben ik van mening dat deelname aan een vergadering altijd facultatief moet zijn. Zo komt sneller aan het daglicht of zij gewild en zinvol is.
De Duitse gezant die op 10 mei 1940 aan de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken de oorlogsverklaring kwam afleveren was door emotie overmand. Het is waar gebeurd. Het verhaal prikkelde mijn verbeelding en leidde tot het gedicht 'Gezant.' André Carstens, Nederlandse ambassadeur in Kazachstaan, wilde 'Gezant' wel voorlezen in Poëzien nr. 15. Het waar gebeurde verhaal zette me ook aan ook tot enkele bespiegelingen over menselijkheid in onzekere tijden als bijdrage aan het Hannah Arendt Podium van 7 juli 2020: https://www.linkedin.com/pulse/diplomaat-en-medemens-caroline-wiedenhof/?trackingId=kxJ%2Bl2jURS6Fclt4r2mvPA%3D%3D
Doorbraken horen bij het leven. Kijk maar naar kuikens die uit hun ei breken, bloemen die uit hun knop barsten en kindertjes die dit voorjaar voor het eerst dapper naar het strand fietsen op hun bibberwieltjes. Het zijn inspirerende taferelen voor wie verlangt naar een doorbraak in zijn werk.
Een doorbraak ontstaat soms min of meer vanzelf, maar vaker nog gaan er maanden of jaren van geduldig oefenen en moedig experimenteren aan vooraf. Alleen zo vind je een vaccin tegen corona, schrijf je een aantrekkelijke bestseller of los je een slepend conflict op. In alle gevallen voelt de doorbraak als een geschenk uit de hemel.
In het Boek der Veranderingen de I Ching bestaat de ‘Doorbraak’ uit de tekens voor ‘hemel’ en ‘meer’. De hemel staat voor enorme energie en zuivere kracht; het meer voor frisse, blijmoedige, hoopvolle expressie. Ook in mijn gedicht Doorbraak heeft een meer een hoofdrol, samen met een koele vrouw. Zij bereikt een doorbraak. En er komt zelfs iets uit de hemel zetten. Alexander van Velzen koos dit gedicht om voor te lezen als #Poëzien nr. 14.
"Als coach voel ik mijzelf een soort kunstenaar die van oefenen en uitproberen houdt. Hoe ouder ik word, hoe vaker ik mij leerling, beginner en jong voel.”
Deze zin schreef ik enkele jaren geleden in mijn ‘geloofsbrief’ als coach en is nog altijd geldig. Dat statement heeft natuurlijk te maken met hoe ik zelf graag leer en gecoacht word. Ik houd van coaches / leraren die tegelijkertijd weinig en veel weten, samen met mij in opperste verwondering iets nieuws willen ontdekken, maar ook in alle rust hun kennis delen als dat me verder helpt. Om me vervolgens mijn eigen pad te laten gaan.
Dat beeld heb ik proberen te vatten in mijn gedicht Weidewacht, dat op een ochtend tijdens een mistige dwaalwandeling in het Zwarte Woud ontstond toen voor onze ogen onverwacht een wegwijzer opdoemde. Thelma Sweijen las het voor in aflevering 13 van mijn serie Poëzien.
Zo af en toe komt er een bizar gedicht uit mijn pen. Dit is er zo eentje.
Het is niet waar gebeurd maar gaat wel over iets wezenlijks. In alle dagelijkse gedoe irritaties en spanning die je misschien ervaart op kantoor of in familieverband, helpt het je te herinneren hoe onbevangen je als peuter de wereld tegemoet trad.
Daarmee sluit ook een bizar gedicht als dit aan bij de rode draad door mijn poëzie slingert. Laat ik die maar eens omschrijven als het wonder van het altijd mogelijke nieuwe begin. Met dank aan Maarten Blaauw die Oma uitkoos om voor te lezen omdat hij van bizarre gedichten houdt.
‘Ik heb gedroomd van sneeuw’ zei een collega terloops en ik verraste haar geloof ik met mijn enthousiaste reactie. Niet alleen omdat sneeuw zo onwaarschijnlijk puur, schoon en stil is, maar ook omdat - gevalletje van beroepsdeformatie - er direct betekenisvolle filmfragmenten met sneeuw in mij opkwamen. Prinses Elsa die zichzelf in Frozen afzondert in haar ijspaleis op een hoge berg. De zoon die in The Ballad of Narayama zijn moeder wegbrengt om haar alleen op de berg in de sneeuw te laten wachten op haar dood. De scène in Dead Poets Society waarin scholier Todd de sneeuw in rent in scherpe rouw over zijn overleden vriend. ‘Laat hem maar’ zegt een van zijn vrienden. Hoe wijs. Laat hem maar even alleen, we wachten op hem.
Sneeuw staat voor de afzondering en eenzaamheid die hoort bij een wezenlijke persoonlijke transformatie. Het nieuwe is nog verborgen, je weet niet precies wat het is, maar je voelt in alles dat het er onvermijdelijk aan komt.
Tijdens een winterwandeling in Zwitserland ontstond het sneeuwgedicht ‘Ander wit’ waarin ik probeer het gevoel van onvermijdelijke aanstaande verandering onder woorden te brengen. Met dank aan collega-dichter Karen de Boer die het wilde voorlezen.
Dit gedicht schreef ik voor alle lieve mensen met een groot en vol hart, die altijd klaar staan, meeleven met alles en iedereen, de wereld op hun schouders nemen, oneindig veel liefde te geven hebben - en zichzelf dan zo makkelijk voorbij lopen. Als ze niet oppassen, wordt hun hart een warboel. Een warhart.
Een van hen zei na het lezen van dit gedicht: ja, als je stil gaat zitten, kijken en luisteren gebeurt het ook. Dan komt het hart tot rust. En komen anderen vanzelf naar je toe.
Een van de mooie vondsten toen ik ‘voor mezelf begon’ was om mijn innerlijke klok (IK) mijn werkritme te laten bepalen. Sindsdien is het leven een stuk aangenamer geworden. Door een andere dagindeling voelde ik me goed en presteerde dus ook beter. Ik heb niet eens een wekker nodig, want de IK wekt me op tijd. Ook vertelt ze me trouw wanneer ik pauze moet nemen, in beweging moet komen of voedsel nodig heb. Zo eenvoudig is het.
Steeds beter luister ik naar mijn IK, thuis en op kantoor. Soms vergeet ik het. Of kan het niet. Dan vergader ik te lang, of heb ik te veel afspraken dicht op elkaar. De IK protesteert tegen zulke overmoed en vraagt om onmiddellijke compensatiemaatregelen in de vorm van buitenlucht, spel, rust of beweging. Vroeger kon mijn IK wel bezig blijven met protesteren. Ik had toen vakanties nodig en pas nadat het vermoeide lichaam zich een tijdje in een zalig nietsdoen had gewenteld kwam ze weer in een gezond ritme. Als ik geluk had gebeurde dat zonder ziek te worden.
Na een van die vakanties schreef ik het gedicht Eiland. De wekker was het water in gegooid, tijd werd niet geschreven. Elsemiek Meijs haalde het uit de mottenballen voor Poëzien nr. 9.
Een rivier heeft iets duidelijks. Zij ontspringt in de bergen en mondt uit in de zee. Lekker overzichtelijk, met een begin en een eind.
Maar wacht even, hoezo begin? Ooit liepen wij met onze zoon hoog boven de Tomasee, de officiële oorsprong van de Rijn, te zoeken naar de oorsprong van de oorsprong, omdat het kind ook wel zag dat de Tomasee gevoed werd door een stroom die érgens vandaan moest komen. Tientallen sneeuwveldjes hoger gaven we het op, anders haalden we de bus onderaan de berg niet meer. Dat was dan wel weer duidelijk.
En hoezo einde in de zee? Dat mag u zelf invullen.
Hoe het ook zij, het beeld van een rivier met een begin en een eind heeft zijn charme. Ik schreef er het gedicht ‘Rimpeling’ over. Laura Albeda las het voor.
Hoed je voor hoogmoedige leiders. Het gemak waarmee zij denken het altijd bij het rechte eind te hebben, twee bedrijven wel eventjes te fuseren of een concurrent van de markt te blazen mondt gemakkelijk uit in ellende voor een hoop mensen. Mythen waarschuwen ons terecht: hoogmoed komt voor de val.
Toch bestaat er ook een mooie, milde vorm van hoogmoed. Noem het onbevangenheid, durf, lef, initiatief, of ergens voor gáán terwijl je nog niet zeker weet of je het wel kunt. Je bent optimistisch, positief, toekomstgericht, moedig, opgewekt, dapper. Je hebt het gevoel de wereld aan te kunnen. Dat varkentje zal jij wel even wassen.
Maar als de nacht valt neemt het innerlijk het over en kan een mens zich opeens heel kwetsbaar voelen.
Over dat gevoel van kwetsbaarheid gaat het gedicht Trekkers. @Merle van der Voorde las het voor.
Dit gedicht maakte ik voor een vriend die zich oprichtte na een zware periode en mede dankzij die ervaring nu nog meer betekenis aan het leven geeft. Voorlezer Annette Bruining koos dit gedicht omdat het voor haar over hoop gaat.
Gaat het over politiek of over erotiek? Is het pijnlijk of dromerig? Of allemaal tegelijk?
Ik denk dat ik in dit gedicht uit 2012 vooral hoop heb proberen te vatten. Dat er altijd weer een nieuw begin komt, wat Hannah Arendt ‘nataliteit’ noemt, of het wonder dat de wereld redt van de ondergang. Met veel dank aan Miguette Jadoul die het wilde voorlezen.
Wie als volwassene blijft leren krijgt bijna onvermijdelijk te maken met allerlei soorten gidsen: leraren, coaches, adviseurs, instructeurs, trainers of mentoren. Mensen die beschikken over de kennis of de vaardigheid om jou, als mede-volwassene, ergens naartoe of doorheen te leiden.
De beste gidsen zijn mensen die zich kunnen inhouden. Zij laten een mede-volwassene de ruimte laten om zelf beter te worden. Zij kunnen wachten op een vraag of goed observeren waar jij precies behoefte aan hebt. Zij ontdekken zelf ook zichtbaar en met plezier steeds iets nieuws.
Vervelende gidsen daarentegen etaleren hun kennis onophoudelijk, hechten aan hun status als beterweter, en ontwikkelen zich niet op het intermenselijke vlak.
Hoe wezenlijker het is wat je van een gids leert, hoe belangrijker het moment waarop je besluit zonder hem of haar verder te gaan.
Dit gedicht Vacuüm is ontstaan naar aanleiding van het afscheid van een gids die mij veel had geleerd.
Evert Pruis leest het voor.
'Zwijgen kun je leren' zong kleinkunstenaar / coach Max Douw in onze gezamenlijke besloten workshop #Dekrachtvanopenheid : een onderzoek naar ieders professionele en persoonlijke landschap van openheid en geslotenheid.
Je hoeft niet altijd alles te vertellen, niet iedereen hoeft alles van je te weten, en wat laat je al veel zien door aanwezig te zijn. De kracht van openheid komt tot wasdom vanuit een veilige, besloten thuishaven.
Als openbaar toetje is dit mijn gedicht Magie, voorgelezen door Max, over een goochelaar die na een optreden ervoor kiest te zwijgen.
Tijdens een kort verblijf in een voormalig klooster las ik een interview met een hoog bejaarde ex-zuster. Zij had nog meegemaakt dat de hele nonnengemeenschap achter de kloostermuur leefde, afgesloten van de buitenwereld.
In die tijd was er één zuster die het contact met buiten onderhield: de Buitenzuster. Een functie die mijn fantasie prikkelde.
Er ontstond een verhaal in twaalf gedichten over het wel en wee van de moderne buitenzuster Magda in een klooster waar de deur op slot zit.
Een cyclus over vriendschap, liefde, angst, feest, geheimen en een os.
Het slotgedicht: Augustus wordt hier voorgelezen door Annette Bak.
‘Zo ijl te zingen dat de twijgen breken’ Mijn allereerste Poëzien. Omdat Mannenkoor de Top 100 van de Turing poëziewedstrijd bereikte, voelde ik me aangemoedigd om de daad bij een gedachte te voegen. Jacco Westerbeek was bereid het experiment met me aan te gaan. Een gedicht dat is ontstaan uit mijn fascinatie voor de kwetsbaarheid van stoere mannen.